Kinderbescherming

Als er zorgen bestaan over de opvoeding en/of verzorging van een kind, dan kan het nodig zijn dat er een maatregel wordt getroffen ter bescherming van het kind. Binnen het stelsel van de herziene kinderbeschermingsmaatregelen heeft de burgemeester per 1 januari 2015 hiertoe een bevoegdheid gekregen.

Kinderrechter en burgemeester 

Een kinderbeschermingsmaatregel kan de vorm hebben van een (1) ondertoezichtstelling, (2) uithuisplaatsing of (3) beëindiging van het gezag van de ouders (artikelen 1:254 tot en met 1:278 Burgerlijk Wetboek). De meest voorkomende maatregel is ondertoezichtstelling. De genoemde maatregelen kunnen worden getroffen door de kinderrechter.

De burgemeester komt uitsluitend een bevoegdheid toe ten aanzien van de eerste maatregel: de ondertoezichtstelling. Hij kan ten aanzien van een minderjarige uit zijn gemeente de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzoeken om een oordeel van de kinderrechter te vragen (artikel 1:255 lid 3 Burgerlijk Wetboek). De Raad moet dan binnen twee weken aan dit verzoek voldoen. De burgemeester is hiertoe enkel bevoegd, indien de Raad niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling overgaat, nadat het college van burgemeester en wethouders hem hiertoe heeft verzocht op grond van artikel 2.4 lid 1 Jeugdwet.

Kinderrechter en gezinsvoogd

Wanneer de kinderrechter ondertoezichtstelling oplegt, dan krijgt het betreffende gezin een gezinsvoogd vanuit een daartoe gecertificeerde instelling toegewezen. Deze gezinsvoogd begeleidt het kind en zijn ouders bij het oplossen van de opvoedingsproblemen.

De ouders blijven zelf verantwoordelijk voor de opvoeding, maar hun gezag wordt door de maatregel gedeeltelijk ingeperkt. Zowel de ouders als het kind zijn verplicht de aanwijzingen van de gezinsvoogd op te volgen. In beginsel blijft het kind thuis wonen. De rechter kan in het belang van het kind ook besluiten om hem (tijdelijk) uit huis te plaatsen, bijvoorbeeld in een pleeggezin. De maximale duur van de ondertoezichtstelling is 12 maanden (artikel 1:258 Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter kan de maatregel steeds met maximaal 1 jaar verlengen tot het kind de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt (artikel 1:260 Burgerlijk Wetboek).

Casuïstiek

  •   Casus: Onderzoeksverzoek college gemeente Hengelo (ECLI:NL:RBOVE:2017:4010)

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo verzoekt op 31 mei 2017 de Raad van Kinderbescherming tot het doen van een onderzoek.

    Een gezaghebbende ouder dient bezwaar in tegen dit verzoek. Het college van burgemeester en wethouders acht geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aanwezig en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank sluit zich hierbij aan en verklaart het beroep ongegrond.

Thema's