Bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast - Voetbalwet
De Voetbalwet is ingesteld met als doel het tegengaan van openbare-ordeverstoringen als gevolg van voetbalvandalisme en andere vormen van overlast zoals bij evenementen (kermis, Koningsdag, oud en nieuw, etc.) of bij uitgaansgeweld.
In de kernbepaling van de Voetbalwet – artikel 172a Gemeentewet – is een bevelsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan de burgemeester kan optreden tegen mensen die individueel of groepsgewijs de openbare orde verstoren of daarbij een leidende rol spelen.
Voor first-offenders geldt de restrictie dat het moet gaan om een ‘ernstige’ verstoring van de openbare orde. Voor mensen die herhaaldelijk de openbare orde verstoren, hoeft het niet te gaan om een ‘ernstige’ openbare-ordeverstoring, een herhaalde ‘gewone’ openbare-ordeverstoring volstaat.
Bij een gewone openbare-verstoring gaat het om een overtreding - dat wil zeggen een licht strafbaar feit - dan wel een feit dat onrechtmatig gevaar of onrechtmatige hinder veroorzaakt. Bij een ernstige openbare-ordeverstoring gaat het om een misdrijf, dat wil zeggen een ernstiger strafbaar feit.
De burgemeester kan tevens een bevel geven aan een persoon die een sanctie heeft opgelegd gekregen door een private organisatie, bijvoorbeeld de KNVB of een Betaald Voetbal Organisatie. Die sanctie, gedacht kan worden aan een stadionverbod, moet zijn opgelegd wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde in de toekomst opnieuw zal verstoren. Daarmee kan het privaatrechtelijke (stadion)verbod zich uitstrekken tot een groter gebied in de gemeente en is ook bestuursrechtelijke handhaving mogelijk.
Het bevel kan de volgende vormen hebben:
- gebiedsverbod (omgevingsverbod): een verbod om zich bij bepaalde objecten of in bepaalde delen van de gemeente te bevinden;
- groepsverbod: een verbod om zich in bepaalde delen met meer dan drie personen in groepsverband op te houden;
- meldplicht: een plicht zich te melden op of vanaf bepaalde plaatsen, al dan niet in de gemeente gelegen.
De burgemeester kan een dergelijk bevel voor ten hoogste 3 maanden vaststellen en maximaal driemaal verlengen, waarmee de totale periode 12 maanden kan bestrijken. Ook is er de mogelijkheid om het bevel te spreiden over in totaal 90 dagen in een tijdvak van 24 maanden. Dit kan in het bijzonder nuttig zijn bij voetbalwedstrijden, omdat deze geen continu, maar periodiek karakter hebben. De burgemeester kan een bevel tussentijds aanpassen, intrekken of aan een betrokkene ontheffing verlenen.
Een burgemeester kan bij een andere burgemeester een verzoek indienen om – indien laatstgenoemde een bevel geeft voor in zijn eigen gemeente – ook namens hem een bevel op te leggen voor zijn gemeente aan dezelfde persoon. Dit wordt wel het ‘tevens-namens bevel’ genoemd. In het verzoek wordt aangeduid bij welke objecten of gebieden de aanwezigheid van de betreffende persoon niet is gewenst. Ook de tijdstippen en perioden waarop het bevel geldt staan in het verzoek. De burgemeester zendt een afschrift van het bevel aan de burgemeester van die andere gemeente. De burgemeester die een bevel geeft kan het voornoemde ook zelf bewerkstelligen, door een andere burgemeester te verzoeken of hij ook namens hem een bevel mag geven. Op deze manier kunnen de bevelen van een burgemeester worden uitgebreid met een gebiedsontzegging voor meerdere gemeenten. Zie artikel 172a lid 3 Gemeentewet. Deze constructie leent zich in het bijzonder voor het bestrijden van voetbalvandalisme, omdat een stadion(gebieds)verbod zo ook kan worden opgelegd in andere gemeenten voor de uitwedstrijden van de favoriete club van de hooligan.
Indien een burgemeester vreest dat een ordeverstoorder uit een andere gemeente de openbare orde in zijn gemeente zal verstoren, kan hij de betreffende persoon verplichten zich te melden in de gemeente waar deze persoon woonachtig is (artikel 172a lid 4 Gemeentewet). De burgemeester die de meldingsplicht oplegt, moet dit tijdig mededelen aan de burgemeester van de gemeente waar die persoon zich dient te melden.
Gedragsaanwijzing voor de officier van justitie
In artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering is een bevoegdheid aan de officier van justitie toegekend die beperkend werkt op de bevelsbevoegdheid van de burgemeester in de zin van artikel 172a Gemeentewet. De officier van justitie kan een gedragsaanwijzing opleggen aan een verdachte van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig is verstoord. Indien hij aan de verdachte een gebiedsverbod oplegt, kan de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod meer opleggen. Het primaat voor het opleggen van een gebiedsverbod ligt bij samenloop dus bij de officier van justitie.