De eerste burgemeester van Bandoeng: boek over een pionierende burgemeester
In 1895 ging de 20-jarige Bertus Coops met het stoomschip “Ardjoeno” naar Indië, om van assistent-commies bij het departement van Binnenlands Bestuur op te klimmen naar het ambt van burgemeester. In 1917 werd die functie gecreëerd omdat een onafhankelijk voorzitterschap van de gemeenteraad niet goed te combineren viel met de functie van plaatselijk bestuurshoofd (assistent-resident). Robbert Coops beschrijft de ervaringen van zijn grootvader Bertus Coops in een boekje waarin naar voren komt, hoe niet alleen in Bandoeng, maar ook op andere plaatsen het burgemeestersambt kon ontstaan en ontwikkelen.
Om tot burgemeester te kunnen worden benoemd moest men minimaal dertig jaar oud en van het mannelijk geslacht zijn. Ook buitenlanders – zoals “inheemsen” – konden tot burgemeester worden aangesteld. Er werden geen specifieke opleidingseisen gesteld, maar het merendeel van de generatie burgemeesters tussen 1919 en 1940 was of academisch geschoold of had andere bekwaamheden die hem geschikt maakte voor het burgemeestersambt. Gedurende zijn burgemeesterschap dat met een onderbreking van twee jaar tot 1928 zou voortduren zou Bandoeng zich fors ontwikkelen tot een voor die tijd moderne en economisch florerende stad. “Over wat moet ik je toch schrijven” is geen verzameling geruchtmakende brieven. Opvallend is ook hoe weinig aandacht wordt besteed aan grote (mondiale) zaken zoals de Eerste Wereldoorlog of de onafhankelijkheidsstrijd. In de nog bewaard gebleven correspondentie komen vooral zijn dagelijkse besognes aan de orde; zijn gezondheid, financiële toekomst, promotiemogelijkheden en huisvesting. Het geeft daarmee een beeld van het leven van een bescheiden mens.
Robbert Coops: “Over wat moet ik je toch schrijven: Indische brieven van Bertus Coops (1896-1928)”, 96 blz., ISBN 978-94-92460-41-7, TAO Publishers. Meer informatie ook bij de auteur, r.coops@ziggo.nl.